Welke soorten kiemcellen worden afgescheiden?
Dus in de biologie is het, afhankelijk van de hoeveelheid in de eierdooier-ovoplazme (voedingsstoftoevoer), gebruikelijk om 4 soorten eicellen te onderscheiden:
- alecital - oöcyten, waarbij de dooier volledig afwezig is;
- oligoletsitalnnye - in de samenstelling is er een kleine hoeveelheid dooier. Dit type is kenmerkend voor de meeste ongewervelden, maar ook voor zoogdieren. Hetzelfde type ei bij de mens;
- mesolecital - bevatten een matige hoeveelheid dooier (amfibieën);
- pollecital - geslachtscellen, die erg rijk aan eigeel zijn. Dit type ei is kenmerkend voor reptielen, vissen en vogels.
Afhankelijk van hoe de eidooier direct in het ovoplasma wordt gedistribueerd, is het ook gebruikelijk om te onderscheiden:
- isoletsitalny - uniforme verdeling van de dooier in ovoplazme;
- anisoletsitalny - de dooier is ongelijk verdeeld over het ei. In dit geval kan dit subtype ook worden onderverdeeld in telolecital (de dooier concentreert zich op een van de polen) en centrolecital (de dooier is geconcentreerd in het midden, bevindt zich rond de kern en is omgeven door een smalle rand van ovoplasma).
Wat zijn de verschillen in de structuur van de eieren?
De bovenstaande indeling van eiertypen geeft verschillen in hun structuur aan en geeft volledig de structurele veranderingen in de geslachtscellen weer in het proces van fylogenese.
Eieren van alle zoogdieren, inclusief mensen, die aan de top van de historische ontwikkeling staan, behoren volgens hun interne structuur tot het oligolecital.
Deze structuur is in de eerste plaats te wijten aan het feit dat de behoefte aan accumulatie van voedingsstoffen in het ovoplasma ontbreekt, omdat de ontwikkeling van het embryo verloopt in de baarmoeder. Noodzakelijke voedingsstoffen die de foetus krijgt, samen met de bloedstroom.
Bij dieren, de beginfasen van de fylogenese, tot aan de vogels, bevat de dooier in het ei weinig, omdat de ontwikkeling van het organisme plaatsvindt in de aquatische omgeving.
De toename van het dooiervolume in reptielen en vogels wordt in de eerste plaats verklaard door het feit dat de embryo's van deze dieren zich in een gesloten ruimte bevinden en omgeven zijn door dichte, vrijwel ondoordringbare eischomen.