Chronische placenta-insufficiëntie

Het placenta-orgaan is een tijdelijke "kinderplek", die alleen in de periode van de zwangerschap in het vrouwelijk lichaam voorkomt. Het doel van zijn uiterlijk is om de foetus te voorzien van alles wat nodig is voor leven en ontwikkeling. Bij schendingen van het lichaam ontstaat chronische placenta-insufficiëntie, die tot ernstige gevolgen kan leiden.

Oorzaken van chronische uteroplacentale insufficiëntie

Deze pathologie lijkt het gevolg van de actie op het lichaam van de moeder met veel negatieve aspecten, bijvoorbeeld:

Wat is het risico op placenta-insufficiëntie?

De aanwezigheid van een dergelijke diagnose is een alarmsignaal, waarmee wordt gesymboliseerd dat de foetus in de ontwikkeling achterloopt, er defecten zijn in de vorming van interne organen, systemen, enzovoort. Kinderen geboren na een dergelijk dragen, lijden aan aandoeningen van het zenuwstelsel, ze hebben vrijwel geen immuniteit.

Chronische insufficiëntie van de placenta kan leiden tot foetale sterfte in de baarmoeder of ernstige ontwikkelingsstoornissen. Het is verdeeld in twee progressievarianten:

  1. Chronisch gecompenseerde placenta-insufficiëntie wordt gekenmerkt door een zodanige afname van de functies van de 'kinderplek' dat het kind toch de benodigde stoffen kan krijgen.
  2. Gedecompenseerde placenta-insufficiëntie betekent een acuut tekort aan zuurstof en voeding, wat de foetus voelt.

In de regel betekent gecompenseerde placenta-insufficiëntie een onafhankelijke regulering van het probleem door het vrouwelijk lichaam en heeft het geen medische behandeling nodig. Meestal is er in de verloskundige praktijk een tweede gecompenseerde chronische placenta-insufficiëntie, die het resultaat kan zijn van de primaire fase van de pathologie, of het resultaat van de invloed van alle dezelfde negatieve factoren. Vaak gebeurt het na de 18e week van de zwangerschap.

In de gynaecologie is er een zekere classificatie van defecten in het functioneren van de bloedstroom in het "moeder-placenta-foetus" -systeem, waardoor het mogelijk is om de complexiteit van deze pathologie te onderscheiden:

  1. Uteroplacentale insufficiëntie 1a wordt gekenmerkt door storingen in het metabolisme van stoffen in het moeder-placenta-systeem, waar de placenta-placenta-relatie niet onder lijdt.
  2. Placenta-insufficiëntie 1b graad. Hier is alles precies het tegenovergestelde, namelijk: het systeem van bloedcirculatie van de "foetus-placenta" is gevoelig voor storingen en de uteroplacentale doorbloeding wordt helemaal niet geschonden.